CEAD staat voor Connecting Engineering And Design. In 2011 begonnen Janssen, toen nog TU-student Industrieel Ontwerpen, met huisgenoot en TU-student Werktuigbouwkunde Maarten Logtenberg met het zelf bouwen van 3D-printers voor consumenten. “3D-printen bestaat al sinds de jaren zestig. Toen wij begonnen, liepen patenten af, waardoor we goedkoop de technologie konden toepassen. Het was Maartens droom om zelf een 3D-printer voor eigen gebruik te maken. En toen ik stage liep bij een bouwer van printmachines, kwam ik achter een gat in de markt: er waren voor consumenten zelfbouw-kits voor hobbyisten én heel dure goede 3D-printers beschikbaar. Wij gingen betaalbare goede 3D-printers maken.”

 

‘Building machines that don’t exist’

Dat was hun eerste bedrijf Leapfrog – dat nu nog steeds bestaat. “Na 3 jaar zijn wij eruit gestapt. We waren te veel bezig met productie, te weinig met innovatie. Maarten en ik besloten ons te richten op het ontwikkelen van nieuwe technologieën, om bedrijven te helpen hun productietechnologie te innoveren – ‘connecting engineering and design’. We hebben bedrijven als Heineken daarbij geholpen en deelgenomen aan projecten waar veel bedrijven aan werkten, zoals een telefoon-oplaadstation waarbij voor het eerst draadloos betalen werd toegepast.” Dat deden Logtenberg en Janssen met hun nieuwe bedrijf CEAD vanaf 2015 vanuit het Rotterdams bedrijfsverzamelgebouw SUGU Warehouse. “Startups en scale-ups konden daar terecht; we konden daar goed doorgroeien. We ontwikkelden ons daar verder tot bouwers van machines die nog niet bestonden – om andere bedrijven maatwerk te bieden bij de innovatie van hun productietechnologie.”

 

Nieuwe technologie

Leuk hoor, die nieuwe machines voor andere bedrijven bedenken, maar ze kregen steeds meer behoefte om hun eigen machine te bouwen die nog niet bestond: een gigantische 3D-printer voor industriële toepassingen – waarmee bedrijven zélf hun producten kunnen printen. “Dan wordt wel kwaliteit van de printer geëist. Sinds de zomer vorig jaar zijn we ons daarop gaan richten. En we hebben een productietechnologie ontwikkeld – en gepatenteerd – waarmee de 3D-printer, door hele sterke vezels in het printproces toe te voegen, oersterke prints maakt. Deze technologie heet CFAM, Continuous Fibre Additive Manufacturing. En onze CFAM Prime-printer is op dit moment de enige 3D-printer die deze technologie gebruikt.”

 

Stap voor stap getest

Stap voor stap hebben ze hun technologie uitgetest. “Spuitkop okay? Ja, werkt. Vezels toevoegen voor de bewapening? Ja, werkt. En als laatste: kun je alles 24 uur laten samenwerken zonder storingen? Ja, werkt! Toen wisten we: onze CFAM Prime kan gebouwd worden. Dankzij twee launching customers konden we daarmee verder. Eén van hen zat in hetzelfde pand als wij, en de andere hebben we heel brutaal benaderd via LinkedIn. Dat is een prima platform om direct bij de juiste persoon terecht te komen. En we wisten ook: we werden te groot voor SUGU warehouse. We hadden maakruimte nodig.” En die vonden ze in Delft, aan de Turbineweg. Begin dit jaar zijn ze hiernaartoe verhuisd.

 

Verdubbeld

CEAD richt zich in eerste instantie op bedrijven in de maritieme, bouw- en infrasector. “Om ze in staat te stellen zelf onderdelen voor boten, treinen, bruggen of gebouwen te printen. Op een later tijdstip willen we ook de lucht- en ruimtevaarsector bedienen. Dat vraagt om nog extremere sterktes, daar gaan we de komende jaren aan werken. Aan belangstelling is trouwens geen gebrek. Ik merk dat veel bedrijven ons volgen. Dat merkte ik ook toen wij onze technologie op 8 november hier demonstreerden. Dankzij een investeerder en een EU-subsidie kunnen we nu snel onze technologie op de markt brengen. Het afgelopen half jaar zijn we in personeel meer dan verdubbeld, van 6 naar 15 mensen. Allemaal jong, tussen 20 en 32, van mbo tot universitair. Volgend jaar gaan we onze CFAM Prime-printer in serie uitbrengen, waarbij ook hier geldt: maatwerk is mogelijk.”

 

Fijn (2x)

Fijn om weer terug te zijn in Delft? “Jazeker. We hebben ook hulp gekregen van Delft Technology Partners tijdens onze zoektocht naar maakruimte. Maar dat gebeurt trouwens ook in Amsterdam of in Rotterdam, op een iets opdringeriger manier weliswaar. DTP helpt zonder zich op te dringen – maar misschien is dat soms wel nodig. Het ondernemersklimaat hier in Schieoevers vind ik trouwens prima. Een heel actieve BKS – ik weet alleen niet goed hoe dat zich verhoudt tot de rest van de bedrijvigheid in Delft. Al met al: fijn om terug te zijn. Maar nog fijner vind ik het dat we nu de perfecte balans hebben gevonden tussen ondernemen en met je passie bezig zijn. Dingen beter maken; dat is wat ons drijft. Dat maakte dat we ondernemer werden. Want het kan altijd beter. Ook onze CFAM Prime-printer. De lucht- en ruimtevaartversie komt er dan ook zeker. En daarna gaan we vast weer nieuwe toepassingen ontwikkelen voor het volgend model. En voor het volgend model. En…”